Lusten en lasten

- Oorspronkeleijke uitgave 22 oktober 1993, gedigitaliseerd juli 2010 -
Universiteit van Amsterdam (UvA) in samenwerking met o.a. Condomerie

 

Basismodule milieukunde groep 1:
  • Leen Dresen (begeleidster)
  • Coen Emmer (Politicologie)
  • Joost van Marrewijk (Ruslandkunde)
  • Pien Metaal (Politicologie)
  • Jutta Passarge (Geo-Ecologie)
  • David Tempelman (Filosofie)
  • Annegret Thieken (Geo-Ecologie)
  • Christian Verberne (Politicologie)

Niets uit dit verslag mag worden gekopieerd of worden verveelvoudigd voor verspreiding of reclame doeleinden zonder toestemming van de auteur.

 

Voorwoord

Voor u ligt het groepsverslag van groep 1, het resultaat van een opdracht voor de basismodule Milieukunde, georganiseerd door de IVAM (Interfacultaire Vakgroep Milieukunde) van de Universiteit van Amsterdam. Deze stelde ons de taak van een produkt de levenscyclusanalyse te maken om zo eventuele milieu-effecten te beschrijven. Het verslag kwam tot stand dankzij de medewerking van de groepsleden, de begeleidster en diverse geraadpleegde bronnen en personen.

Inleiding

Na ampele overweging viel de groepskeuze op het condoom als onderwerp voor de opdracht. Een aantal overweging speelden hierbij een rol . Allereerst was het condoom, naar ons weten, niet eerder op milieu-effecten onderzocht. Bij het verzamelen van informatie kwamen wij op het spoor van een nog te publiceren artikel over juist dit onderwerp, wat ons stimuleerde de milieubelasting van het condoom verder uit te diepen [18]. Een andere belangrijke overweging in de keuzebepaling was het spanningsveld tussen de milieu-effecten en de onvervangbaarheid van het condoom. Omdat er heden ten dage sprake is van een positieve waardering van het product wordt het gebruik ervan aangemoedigd ter voorkoming van sexueel overdraagbare aandoeningen (zogenaamde soa’s) en als anticonceptiemiddel in de strijd tegen de bevolkingsgroei. Beide facetten worden in het verslag belicht.

We beperken ons in dit verslag tot het natuurrubber condoom. De produktielijn van het condoom volgend, komen ere en aantal milieu-effecten aan het licht die, voor zover mogelijk, in de verschillende hoofdstukken voorzien worden van een mogelijke oplossing die minder milieubelastend is. Overigens zijn we ons bewust van de beperkingen in zowel tijd als in toegang tot informatie waardoor de waarde van de aangereikte alternatieven relatief is.

Als doelgroep is gekozen voor een producent, de Nederlandse Vereniging van Seksuele Hervorming (NVSH). Wanneer we uitgaan van het brongericht aanpakken van milieuproblemen zouden eventuele suggesties een directe bijdrage kunnen leveren aan de vermindering van de milieubelasting van het condoom. Bovendien vervult de NVSH nog een belangrijk maatschappelijke functie als voorlichter, waardoor zij geacht mag worden het belang van milieuvriendelijke produktie en gebruik te onderschrijven.

In de levenscyclusanalyse (LCA) van het condoom in het Hoofdstuk 2, ontbreekt de in opdracht gestelde gebruiksfase. De reden hiervoor is dat het gebruik als zodanig niet volgens de gestelde vragen beschrijfbaar is. We hebben er voor gekozen twee aspecten van het gebruik nader te belichten. De effecten van het gebruik op de volksgezondheid en de discussie over bevolkingsgroei komen aan bod in het derde en vierde hoofdstuk. De samenhang tussen deze thema’s en de milieuproblematiek is de gewenste toename van het gebruik en dus een groei van de productie en de daarbij horende milieuproblemen. Voorafgegaan door een korte historisch schets van de ontwikkeling van het condoom en gevolgd door de conclusie en reactie van de doelgroep vormt dit het verslag.

Onderzoeksmethode

Na de keuze van het onderwerp moest er een taakverdeling komen. We besloten kleine groepjes van twee personen te vormen die zich ontfermden over de deelonderwerpen. Elk groepje verzamelde informatie uit literatuur en via instanties en bedrijven. Deze informatie werd uitgewisseld en plenair besproken. We zijn ons overigens bewust van de beperkingen in zowel tijd als in de toegang tot informatie. Bovendien waren niet alle aangeschreven bronnen bereid of in staat zo snel een reactie te geven, mede door de negatieve publiciteit rond het onderwerp [18]. Het concept wat daaruit ontstond werd door de Vakgroep bekritiseerd. Door de samenstelling van de groepen te wijzigen hoopten we een betere samenhang in het stuk te krijgen en de inhoud te verbeteren.

De literatuurverwijzingen gaan met behulp van het corresponderend nummer tussen haken in de tekst. Een letter verwijst naar de lijst van geraadpleegde personen en instanties. Verder is er een verklarende lijst voor een aantal chemische stoffen bijgevoegd ter verduidelijking.

1. Geschiedenis

Van oudsher bestaan er manieren om zwangerschap en geslachtsziekten te voorkomen zoals terugtrekken, periodieke onthouding, vaginale spoelingen en sponsjes, maar ook een soort condoom. Zo zouden de Egyptenaren al een anticonceptiemiddel hebben gebruikt in de vorm van een condoomachtig linnen zakje dat ook bescherming bood tegen lastige insecten en tropische ziekten [5, p.4].
De geschiedenis van het condoom in Europa begint eigenlijk pas in de 16de eeuw toen de geslachtsziekte syfilis epidemische vormen aannam. De Italiaanse arts Gabriël Fallopio schreef in 1564 dat een linnen zakje, gedrenkt in een zout- of kruidenoplossing hiertegen bescherming bood [5, p.4]
In de 18de eeuw gebruikte men naast zijden en linnen condooms ook de blinde arm en blaas van lammeren en geiten. Deze vliezen van waren meerdere keren te gebruiken [5, p.5]
Vanaf 1839, toen Charles Goodyear het vulcaniseren ontdekte, doet rubber zijn intrede. Het rubbercondoom kon uitgerekt worden in tegenstelling tot het schapendarmcondoom dat bij gebruik sneller scheurde [5, p.5]. de introductie van vloeibare latex, midden jaren dertig, maakte het mogelijk naadloze en sterkere condooms te fabriceren. Daarnaast slaagde men erin om iets te doen aan de snelle veroudering van rubber [31, p. 227].

Door recente ontwikkelingen is natuurrubber door kunststof te vervangen [3, p.43] Het polyurethaan vrouwencondoom is reeds in de handel, die voor mannen is binnenkort te verwachten. De eerste gekleurde condooms werden in 1949 door een Japanse firma geïnteresseerd. Later volgden de eerste glij- en zaaddodende middelen [31, p.227].
In hoeverre de ontwikkeling van het condoom gevolgen voor de milieubelasting hebben gaan we vervolgens belichten.

2. Levenscyclusanalyse van het condoom

De levensgeschiedenis van een condoom begint bij de rubberboom (hevea brasiliensis) de grondstof van het natuurrubber is latex. Wij definiëren het product als latex tot de vulcanisatie; daarna verandert het in rubber. ( De term ‘rubbertapper’ hebben we echter in stand gehouden). Deze wordt sinds het einde van de 19de eeuw commercieel geëxploiteerd. Eerst werd op de oorspronkelijke groeiplaatsen, in regenwouden in Brazilië, latex getapt (‘wilde latex’); later werden plantages aangelegd. Deze vinden we voornamelijk in Azië: Maleisië , Indonesië en Thailand verzorgen tweederde van de wereldproduktie. Ook het grootste deel van de overige produktie vindt plaats in ontwikkelingslanden als India, Sri Lanka en Brazilië. Naar schatting bedraagt de totale wereldlatexproduktie 5,3 miljoen ton [12]. Verder is er sprake van een latexoverschot; de produktie overtreft de consumptie. Deze voorrad was in December 1991 1,5 miljoen ton [12]. De prijs van natuurlatex is de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald omdat deze zeer conjunctuurgevoelig is door de sterke afhankelijkheid van de auto-industrie, die in de afgelopen jaren is gestagneerd.

2.1. De primaire productie

2.1.1. Winning van latex

Latexwinning is een arbeidsintensief proces. Rubbertappers snijden met speciale messen stukken bast van de boom af. De latex sijpelt hierna uit de boom en wordt opgevangen. Veel van de huidige produktie komt van kleine zelfstandige boeren, maar er lijkt een trend te zijn naar grootschalige produktie [30].
Om plantages aan te leggen is en wordt (primair) regenwoud gekapt. Vaak wordt de gekapte begroeiing terplekke verbrand, met totale vernietiging van het natuurlijke evenwicht van het regenwoud en een enorme CO2-uitstoot tot gevolg. De aanplant van jonge rubberbomen biedt de bodem na enkele jaren wel weer een bescherming tegen erosie, maar de diversiteit van het oorspronkelijke leven is voor altijd verdwenen [7].
Voor de cultivatie van rubberbomen hoeven geen insekticiden gebruikt te worden omdat de bomen van nature een bescherming hebben in de vorm van latex. Ter verdelging van ongewenste begroeiing en verhoging van de produktiecapaciteit van de grond worden verschillende methodes gebruikt. Handmatige verwijdering komt voor, maar kost veel arbeid en dus geld. Goedkoper en doeltreffender is het gebruik van gif. Enkele daarvan zijn zeer milieubelastend, zoals sodium-arsenicum en verdunningen met dieselolie. De spot-killing methode waarbij alleen plaatselijk wordt gesproten is gebruikelijk waar biologische en arbeidsintensievere methoden onmogelijk zijn. Bij een grootschalige aanpak wordt bespaard op arbeid en wordt dus vaker gebruik gemaakt van kunstmest en machines voor het onderhoud van de plantage en voor het verzamelen van de latex [29].

2.1.2. Het verwerkingsproces

Om van de gewonnen latex een bruikbare grondstof voor condoomproduktie te krijgen is bewerking noodzakelijk. In ruwe toestand is het namelijk onbruikbaar. Het bewerkingsproces vindt plaats in de rubberproducerende landen zelf en heft als doel het volume van het rubbermengsel te beperken en het bruikbaar te maken voor verdere fabricage van produkten. De volumebeperking verlaagt de kosten van het transport. Voor het condoom is een 60% latexoplossing nodig, en wel van het type met een laag ammoniumgehalte (LA), waaraan TMTD en zinkoxide is toegevoegd (TZ).
Bij de winning wordt direct op de plantage een anti-coagulent toegevoegd om bacteriegroei, die tot een te snelle verdikking leidt te voorkomen . Hiervoor wordt een ammoniumoplossing gebruikt, maar ook een sodiumsulfiet- of formaline-oplossing (resp. 0,02, 0,04 en 0,03% per gewicht) [30, p. 462]. De verzamelde massa wordt vervolgens vervoerd naar de bulktanks van de fabriek waar het centrifugeren plaatsvindt. De 60% oplossing wordt verkregen door dubbele centrifuge. Ten eerste wordt gekeken of de latex geen te hoog magnesiumgehalte heeft, wat van belang is voor de verdere bewerking. Om dit gehalte te verlagen voegt men diammonium-hydrogeen-fosfaat toe. Hierdoor worden zoutkristallen (ammonium-magnesiumfosfaat) gevormd, die in de tanks achterblijven. Bij het schoonmaken van de tanks verdwijnen deze in het riool. De centrifuges draaien een aantal uren en scheiden de latexmassa in twee delen. Het latexhoudende concentraat wordt nogmaals gecentrifugeerd en dan door tanks gevoerd waar conserveringsmiddelen worden toegevoegd. Voor het LA TZ-type zijn dit ammoniak (0,2%), tetramethylthiuraam0-disulfide (TMTD) (0,013%), zinkoxide (0,013%) en lauraatzuur (0,05%) [30, 0p.489].
Van TMTD is bekend dat zij nitrosamines kan vormen die in de latexmassa en dus later in het condoom achterblijven [V]. De ammoniak zal grotendeels uitdampen. Het concentraat belandt dan in opslagtanks waarin het mengsel steeds wordt omgeroerd. Gedurende het hele proces worden tests uitgevoerd om de perfecte samenstelling te handhaven; zonodig wordt anti-coagulent toegevoegd.
De zo verkregen latex-oplossing wordt meestal per schip naar de condoomfabrieken vervoerd. Deze staan verspreid over de hele wereld, ook in de latex-producerende zelf.

2.2. De secundaire produktie

De latex wordt aangevoerd als bulklading in tankerschepen met tanks van 9000 tot 14000 liter, of in 200 kilo-vaten. Opslag van bulklatex in de condoomfabriek moet op 10˚C tot 15˚C gehouden worden en vindt plaats in roestvrijstalen opslagtanks, die voorzien zijn van turbines om de latexmassa nu en dan door te roeren. De turbines moeten 150 omwentelingen per minuut verzorgen [11]. De dompeltanks zijn ook van roestvrijstaal en voorzien van een filter om grovere deeltjes uit de latexmassa te verwijderen, die negatief effect op de kwaliteit hebben. Om dezelfde reden moet de ruimte waarin de dompeltanks staan stofvrij zijn. Dit wordt bereikt door het afzuigen en filteren van de lucht.
Bij het begin van het produktieproces worden een aantal stoffen, in de vorm van een wateroplossing, aan de latexmassa toegevoegd (zie tabel 1): zwavel, dat essentieel is voor de vulcanisatie; vulcanisatieversnellingsstoffen (zink dibutyl-dithiocarbonaat en zink 2-mercaptobenzthiazol); emulgatoren; zinkoxide; antioxidant (2246), om veroudering te vertragen en eventueel pigmenten voor een gewenste kleur. Zodoende bestaat de gehele massa slechts voor 40%tot 50% uit natuurlijke latex; het overige deel bestaat voornamelijk uit water.
Om de gewenste kwaliteit te bereiken is het belangrijk om de viscositeit gelijk te houden. Dit wordt bereikt door het constant houden van de temperatuur met behulp van een dubbele wand waartussen zich water van een juiste temperatuur bevindt.
De mallen worden gemaakt van porselein, glas, roestvrijstaal, verchroomd aluminium of zacht staal. Ze worden bij het dompelen in de latexmassa door hydraulische apparatuur gestuurd, om zeker te zijn van constante en schokvrije bewegingen [11]. Aangezien condooms nogal dun zijn (variërend in dikte van 0,03 tot 0,08mm) moet de vervaardiging uiterst nauwkeurig worden uitgevoerd om een gelijkmatige dikte te verkrijgen en om gaatjes of oneffenheden te voorkomen. Normaliter worden twee straight dips uitgevoerd. Na onderdompeling worden de mallen in verticale richting op gelijkmatige wijze, uiterst langzaam (gelijk me de vloeisnelheid van de latex zelf) uit de mix gelicht. De latex, die op de mallen achterblijft, wordt gedroogd door de mallen rond te laten draaien en vervolgens een korte tijd in een oven, met een temperatuur van 60˚C tot 80˚C, te plaatsen. Na de tweede dompeling worden de vormen wederom gedroogd en langs een rij roterende borsteltjes geleid [11].
Hierna wordt de latexmix 20 minuten gevulkaniseerd in hetelucht-ovens op 110˚C tot 150˚C. Nu kan er pas van rubber worden gesproken! De ontstane zwavelbruggen, die voor sterkte en elasticiteit zorgen kunnen niet meer ongedaan gemaakt worden, zodat foutieve condooms (overigens minder dan 1%) niet intern hergebruikt kunnen worden [V].

TABEL 1: Samenstelling van latexmassa (het aantal producenten geeft de Hoeveelheid van de betreffende stof aan, die zich in die desbetreffende oplossing bevindt [11].
STOFFEN DROOG* NAT*
60% NR-LATEX, LA-TZ TYPE 167,0 167,0
10% KALIUMHYDROXIDE-OPLOSSING 2,0 2,0
20% KALIUMLAURAAT-OPLOSSING 0,5 10,0
50% ZWAVELDISPERSIE 1,8 1,5
50% ZINKOXIDE-DISPERSIE 0,5 0,5
50% ZINK DIBUTYLDITHIOCARBAMAATDISPERSIE 1,0 1,5
50% ZINK 2-MERCAPTOBENZTHIAZOLDISPERSIE 2,5 1,0
50% ANTI-OXIDANT DISPERSIE (2246) 1,0 1,0
WATER 24,0 15,0

Voor vulkanisatie 36 uur 25˚C 4 uur 55˚C
Vulkanisatie 20 min. 110˚C tot 150˚C
* strippen delen per gewicht.

Na de vulkanisatie wordt de rubber gekoeld. De ontstane condooms worden met water schoongespoeld (leaching). Dit kan zowel als het condoom zich nog op de mal bevindt als na het strippen gebeuren [11]. Daarbij komt een gedeelte van de organische zinkverbindingen en andere overtollige stoffen vrij. Deze stoffen kunnen via waterleiding en rioolslib of diffuus op landbouwgronden belanden of terecht komen in depot voor met zware metalen verontreinigd slib. Zink is weliswaar een essentieel sporenelement voor planten, mensen en dieren, maar is schadelijk in hoge concentraties (met name voor verschillende planten vanaf een concentratie van 0,2 g Zn/kg. Droogmassa [22, p. 286]).
Dunne rubberartikelen zoals condooms, ballonnen, of handschoenen moeten voor het strippen behandeld worden met een dusting powder (poeder, zoals zetmeel. Zie hoofdstuk 3) of siliconenolie om plakkerigheid van het oppervlak tegen te gaan. Het strippen kan droog gebeuren met roterende borsteltjes, of nat met hogedrukspuiten met water en lucht.
Vervolgens worden de dompelvormen met behulp van het oplosmiddel tolueen schoongemaakt. Tolueen wordt gebruikt omdat rubber hier makkelijk in oplost en tevens goed ontvet. Bij de minste vervuiling ontstaat namelijk al een gat in het condoom. Normaalgesproken dient tolueen te zijn verdampt voordat de vorm opnieuw in het latexbad gedompeld wordt [V]. Deze manier van verwerken kan worden beschouwd als verspilling (uiteindelijk wordt tolueen uit aardolie gewonnen) en veroorzaakt verspreiding; tevens draagt het bij aan slechte arbeidsomstandigheden.
In principe moet elk condoom vervolgens getest worden op fabricagefouten. Voor het testen bestaan elektrische technieken, opblaas- of watervullingstesten. Volgens Nederlandse normen moet een condoom 20 liter lucht kunnen bevatten [6]. Tegenwoordig zijn er ook testen die met laserlicht worden uitgevoerd.
Na het vervaardigen van de condooms gaan deze voor wat Durex betreft per vrachtwagen op transport naar Nederland. In Leerdam kunnen er per condoom zaaddodende- (vooral nonoxinol-9) glijmiddelen (bijv. Triethanolamine) en andere stoffen worden toegevoegd, zoals benzocaïne (voor een mindere gevoeligheid) [5]. Daarna wordt ieder condoom lucht- en lichtdicht verpakt in een matrixverpakking van kunststof en aluminium (eigen waarneming). Vervolgens vindt de distributie plaats.

Grondstoffen

Over het energiegebruik kunnen wij helaas niets zeggen, omdat het verbruik afhankelijk is van vervoersmodaliteiten, van efficiënt energiegebruik (warmte-kracht-koppeling). Afhankelijk hiervan zo het energieverbruik, nodig voor de produktie van verschillende merken, een factor 5 uiteen kunnen lopen [V].
Wat betreft de grondstoffen moet worden opgemerkt dat latex weliswaar een vernieuwbare grondstof is, maar dat dit niet geldt voor de grondstoffen die voor machines, tanks, verpakkingen en toevoegingen nodig zijn. Tenminste wat betreft deze laatste geldt, dat aardolie vaak de – niet-vernieuwbare – grondstof is. Over de produktie ervan weten we helaas niet voldoende; het valt evenwel te verwachten dat er aanzienlijke milieuproblemen mee gepaard gaan.

 

2.4 Afvalfase

Na het – éénmalige - gebruik kan het condoom op drie manieren worden afgedankt: door het toilet spoelen; bij het overige huisvuil deponeren of ook wel rechtstreeks in het landschap werpen.
Wanneer condooms in de riolering terecht komen – wat waarschijnlijk heel vaak gebeurt – kunnen ze verstoppen veroorzaken wanneer zij in de slijtranden van de rioolpompen verstrikt raken [F]. Daarnaast komen de schadelijke stoffen die het condoom bevat rechtstreeks in het rioolwater. De speciale boogroosters, die grofvuil uit het rioolwater moeten zeven, zijn te grofmazig om de condooms tegen te houden. Het gevolg is dat zij in het slibgistingsproces meegenomen worden. Het gegiste slib, dat na een warm en koud gistingsproces eerst op de droogvelden terecht komt, werd vroeger op het land uitgereden maar moet tegenwoordig wegens verontreinigingen gestort worden.
Volgens een telefonische mededeling van een medewerker van de Dienst Riolering en Waterhuishouding van Amsterdam [F] is een bijkomend nadeel dat de dikkere rubberen ring van het condoom in het slibgistingsproces niet vergaat. De slibgistvaten moeten daarom eens in de zeven jaar van deze ringen worden ontdaan, waarna ze gestort worden.
Waneer het condoom als huisvuil gestort wordt, of wanneer het in het landschap terecht komt, breekt het condoom onder invloed van UV-licht en zuurstof (oxidatie) af [V]. Latex kan microbiologisch worden afgebroken [23, p.418]; in hoeveree dit ook voor rubber en/of de toevoegingen geldt, weten wij niet. Misschien storen de toevoegingen zoals zaaddodende middelen, zinkverbindingen en antioxidanten deze afbraak.
Een andere mogelijkheid wanneer het condoom bij het huisvuil terecht komt, is dat het verbrand wordt in een van de vuilverbrandingsovens. Met deze methode van vuilverwerking wordt energie in de vorm van stoom en elektriciteit opgewekt. Maar als negatief milieu-effect valt op te merken dat SO2 en CO2 en NOx gezuiverd worden, maar niet vorkomen dat co2 zal bijdragen aan het broeikaseffect. Daarnaast ontstaan slakken, de in een C2-deponie gestort moeten worden [D].
Omdat rubber goed afbreekbaar is, bestaat in vergelijking met afhankelijkheidsproblemen van andere produkten slechts een gering probleem. Met name kunnen hier de verstoppingen genoemd worden. Het sluiten van de grondstoffenkringloop is theoretisch mogelijk door afgedankte condooms in rubberbanden te verwerken; we staan hier verder echter niet bij stil bij de praktische haalbaarheid ervan.

Belangrijkste milieuproblemen.

Hierboven zijn milieubelastende aspecten in de levenscyclus van het condoom genoemd. De belangrijkste milieuproblemen lijken ons inziens bij primaire produktie te liggen: kap van het regenwoud; gebruik van bestrijdingmiddelen en emissies die vrijkomen bij de bewerking van de ruwe latex.
De emissies en bestrijdingsmiddelen hebben een enorme lokale vervuiling tot gevolg;; ze komen in (sub)compartimenten rivieren, bodem en grondwater terecht. Zo wordt de lokale drinkwatervoorziening ernstig in gevaar gebracht, nog afgezien van de gevolgen voor het ecosysteem en stank. Dieselolie, om één stof te noemen, kan weliswaar door micro-organismen worden afgebroken, maar dit gebeurt in de natuur zeer langzaam en alleen bij aanwezigheid van zuurstoof [23, p.418] het zakt bovendien snel door de dunne humuslaag om daarna in het grondwater terecht te komen.
Bij de verwerking van ruwe latex tot natuurrubber komen verscheidene stoffen vrij die zich op diverse manieren verspreiden: ten eerste de amoniak, die tijdens en na de toevoegingen in gasvorm verdwijnt. Ammoniak is een belangrijke veroorzaker van verzuring.
Ten tweede het afvalwater, dat belangrijke milieuproblemen in de omgeving veroorzaakt. De voornaamste vervuiling komt echter vrij na het centrifugeerproces. Het afvalwater bestaat uit proteïnen, suikers en ander organisch materiaal. Bij afbraak van deze stoffen in de riviertjes wordt veel zuurstof verbruikt. Bovendien komen bij het schoonmaken van de centrifugetanks fosfaathoudende zouten vrij. Deze veroorzaken vermesting en eutrofiëring in de riviertjes. Vaak zijn er ook sulfaten aanwezig, afkomstig van het zwavelzuur dat wordt toegevoegd aan het overgebleven deel na centrifugeren (skim rubber). Deze twee processen samen veroorzaken uiteindelijk een zuurstoftekort; tevens ontstaan hier H2S en andere verbindingen die tot in de wijde omtrek een enorme stank veroorzaken [30 p.493].
Door de kap en het verbranden van regenwoud worden CO2, onvolledig verbrande koolwaterstoffen en roet geproduceerd. Ze wordt bijgedragen aan het mondiale milieuprobleem van de versterking van het broeikaseffect; dit kan bijdragen aan een verwarming van de atmosfeer en wolkvorming. Bovendien vermindert hierdoor de biodiversiteit.

Alternatieven

Er zijn echter wel methodes om op een verantwoorde manier rubber te produceren. Ten eerste moet er voor de aanleg van plantages geen primair bos worden gekapt maar gebruik gemaakt worden van reeds gekapt gebied. Verder is het goed mogelijk zonder een grove verstoring van het ecosysteem latex te winnen, bijv. Door intercropping: hierbij worden rubberbomen in combinatie met andere gewassen, zoals kokos- en olie-palmbomen, noten- en harsbomen verbouwd. Zo wordt gebruik gemaakt van natuurlijke eigenschappen van planten; zodat minder herbiciden nodig zijn. Begrazing door vee dat zich te goed doet aan ongewenste begroeiing is een andere mogelijkheid om gebruik van herbiciden te vermijden. Als laatste noemen we de herwaardering van arbeid waardoor het gebruik van menskracht opnieuw de plaats inneemt van chemicaliën en machinerie.
Bovendien kunnen de emissies bij de verwerking makkelijk worden verwerkt in een afvalwaterzuiveringsinstallatie. Zelfs het fosfaat kan chemisch door toevoeging van ijzer (Fe3+) uitgehaald worden , zodat de belasting van de lokale rivieren enorm afneemt. Om dit doel te bereiken moet een strenge lokale milieuwetgeving bestaan of de producenten moeten zelf verantwoordelijk zijn. Producenten kunnen bijvoorbeeld het afvalwater in plaats van kunstmest wel over de plantages leiden, wat ook al gebeurt [30].

Volksgezondheid

De benadering van het ‘gebruik’ zoals die in de richtlijnen voor de opdracht is aangegeven, is voor ons thema nauwelijks van toepassing, omdat er geen grondstoffen of energie voor het gebruik nodig zijn. Niettemin levert het condoom ook tijdens de gebruikfase mogelijke schadelijke effecten op – met name voor de volksgezondheid. Wij zijn ons ervan bewust dat dit aspect niet deel uitmaakt van de gangbare definities van het begrip ‘milieuprobleem’ en dat er dus discussie mogelijk is. Niettemin lijkt het ons belangrijk ook deze kant te belichten. Wij hebben derhalve in onze opdracht voor r een brede benadering van de begrippen ‘milieu’ en ‘milieuproblemen’ gekozen, die ook aspecten van de volksgezondheid omvat. Een mogelijke definitie van ‘milieu’ is: “omgeving, waartoe zowel het niet-levende als het levende, dus ook de medemens behoort” [8]. ‘Milieuproblemen’ kunnen zo gezien worden als gevolgen van menselijke veranderingen van het milieu – en dus ook van de medemens zoals bij het gebruik van condooms – die door mensen als problematisch worden ervaren.
Historisch gezien kwam de zorg voor het milieu voort uit de zorg voor de volksgezondheid. Deze benadering werkt nog steeds door. De meeste normen voor de uitworp van milieugevaarlijke stoffen zijn bijv. gebaseerd op wat schadelijk is voor de mens en in de meeste definities van milieuproblemen’ – staat de mens centraal.
De gevaren voor de volksgezondheid tijdens de gebruiksfase van het condoom omvat niet alleen de redelijk goed bekende gevaren van infecties met hiv/Aids en andere Soa en het risico van ongewenste zwangerschap door het niet-gebruik en verkeerd gebruik (zie par. 3.1.). Aandacht verdienen ook de minder bekende mogelijke medische gevolgen van het gebruik (zie par. 3.2.).

Risico’s bij niet-gebruik

Bij de gevaren voor de volksgezondheid bij het niet-gebruik respectievelijk onjuist gebruik van condooms gaat het om ongewenste zwangerschap en om infecties met soa’s zoals hepatitis, herpes en vooral het HIV-virus.
Wat de veiligheid van condooms zowel als voorbehoedmiddel als bescherming tegen ziekten betreft, bestaan grote verschillen tussen de theoretische veiligheid ( = permeabiliteit van het membraan van het condoom) en de praktische veiligheid tijdens het gebruik.
Condooms van rubber zijn absoluut water- en luchtdicht en dus een veilig voorbehoedmiddel. Dit geldt natuurlijk slechts bij juist gebruik. De Oxford Family Planning Association Study in Groot-Brittannië heeft een aantal van 3,5 ongewenste zwangerschappen wegens onregelmatig en/of verkeerd gebruik van condooms binnen ‘100vrouwenjaren’ bij vrouwen tussen 25 en 34 jaar vastgesteld [31]. Ook wat de bescherming tegen infecties betreft zijn deze condooms theoretisch veilig. Zelfs de kleinste pathogene micro-organismen zijn ongeveer duizendmaal groter dan een watermolekuul en kunnen een condoom dus niet passeren [13, 14, 20, 31]. Wat feitelijke veiligheid van condooms tegen AIDS betreft, werd in een studie van de US Public Health Service [14] een vermindering van het risico op infectie door gebruik van condooms van 80% of meer berekend in het hoogste-risicogroep.

Risico’s bij gebruik

Wat de medische gevolgen van het gebruik van condooms betreft, gaat het ten eerste om allergieën en ten tweede vooral om schadelijke effecten van de zogenoemde dusting powders.
Met een toenemend gebruik van condooms als preventie tegen aids is een verhoging van het aantal gevallen van contactdermatitis tegen additieven in condooms verbonden. Zij worden bij vrouwen en in hogere maten bij mannen aangetroffen. Eén studie [2] gaat ervan uit, dat deze vorm van allergie bij vrouwen nog vaak onopgemerkt blijven en dan wel verkeerd gediagnosticeerd wordt. Onlangs zijn ook allergieën tegen puur rubber gesignaleerd [27].
Relatief zeldzaam, maar enorm gevaarlijk zijn de mogelijk pathologische gevolgen van de dusting powders bij vrouwen. Deze op zich niet milieuschadelijke poeders worden tijdens de productie gebruikt, om het rubber makkelijk van de vorm te kunnen strippen, en kleven daarna aan het condoom vast. Hierbij gaat het om verschillende stoffen als zetmeel, talkpoeder en CaCO3. Uit meerdere studies [9. 15, 20] blijkt dat deze stoffen adhesie en zware ontstekingen van interne organen kunnen veroorzaken. Onderzoekers van de University of Cambridge [9] vermoeden dat de poeders bijv. via de eileider de buikvliesholte kunnen bereiken. In deze studie werd ontdekt dat ook kleinste hoeveelheden van deze poeders pathologische gevolgen kunnen hebben, vooral in combinatie met interne verwonding. In sommige gevallen zijn daardoor veroorzaakte adhesie (verklevingen) en ontstekingen dodelijk. Ui de studie blijkt een volgorde van deze stoffen van meest tot minst gevaarlijk bij gebruik als dusting powders: kiezelmergel, mica, talkpoeder, CaCO3, MgCO3 en zetmeel. De studie beveelt daarom het gebruik van zetmeel aan.
Een medewerker van het GG&GD in Amsterdam deelde mee, dat bovendien een relatief hoog aantal gevallen van baarmoederhalskanker bij prostituees gevonden worden en een samenhang met de additieven van condooms wordt vermoed. (Verdere inlichtingen hierover konden helaas niet worden verkregen.)

Discussie over volksgezondheid

Gezien het grote voordeel van het condoom als relatief veilig en bovendien goedkoop voorbehoedmiddel (zie hoofdstuk 4.) en als best mogelijke beschermingsmethode tegen infecties met soa zoals aids, lijken de medische risico’s van het gebruik ondergeschikt te zijn. Allergieën zijn inderdaad gemakkelijk te voorkomen door vermijden van allergieopwekkende stoffen. Zowel de door dusting powders veroorzaakte ontstekingen en adhesie als ook de mogelijk door additieven veroorzaakte gevallen van kanker kunnen (hoewel relatief zeldzaam) zelfs tot dodelijke afloop leiden en kunnen dus niet buiten beschouwing worden gelaten. (De evaluatie van het effecten van deze dusting powders hangt in hoge mate van de definitie van ‘milieuproblemen” af, vóór die gekozen wordt. Het gaat hier om natuurlijke stoffen , die slechts door de toepassing tijdens de condoomproductie en ook slechts voor en via de (mede)mens schadelijke effecten kunnen hebben.)
Het valt op, dat de pathologische gevolgen van het gebruik van het gebruik van condooms met uitzondering van allergieën tegen puur rubber allemaal aan de additieven en de dusting powders toe te schrijven zijn. Door de pathologische effecten van de additieven grondig te onderzoeken, geen of zo min mogelijk additieven te gebruiken en van gevaarlijke stoffen (inclusief dusting powders, die bijv. door sileconenolie vervangbaar zijn), helemaal af te zien, zou het condoom uit oogpunt van volksgezondheid zonder meer aan te bevelen is.

Discussie over bevolkingsgroei

Tussen bevolkingsgroei en milieuproblemen die veroorzaakt worden door de produktie van het condoom, bestaat ons inziens een spanningsveld, dat we hier aan de orde willen stellen. Door bevolkingsgroei zal de druk op natuurlijke hulpbronnen zodanig toenemen, dat zij in hoog tempo uitgeput zullen raken [28]. Bij een rationele afweging zijn de milieuproblemen, die voortkomen uit de bevolkingsgroei dan ook duidelijk ernstiger dan die bij condoomproduktie. Deze afweging ligt echter gecompliceerder: de bevolkingsgroei is niet slechts toenemend condoomgebruik te stoppen, sociaal-culturele en religieuze barrières, gebrek aan informatie en economische factoren kunnen condoomgebruik belemmeren.
Het grootste aantal kinderen wordt in ontwikkelingslanden geboren; tussen 1959 en 1985 groeide de bevolking er van 1,7 miljard tot 3,7 miljard, in vergelijking met de bevolking van ontwikkelde landen die van 0,8 tot 1,2 toenam [19, p.9]. hoewel het geboortecijfer daalt, behalve in Afrika ten zuiden van de Sahara [25, p.55], is dit cijfer in ontwikkelingslanden nog steeds hoog. Maar de bevolkingsgroei is vooral een gevolg van een dalend sterftecijfer.
Om het nog gecompliceerder te maken zorgt het gebruik van het condoom voor een daling van het geboortecijfer, maar heeft ook invloed op het sterftecijfer. Door gebruik van het condoom krijgt het HIV-virus namelijk minder kans zich te verspreiden [20], waardoor het sterftecijfer daalt en de bevolkingsgroei toeneemt.
De problemen, zoals toenemende boskap ten behoeve van landbouw, veroorzaakt door de bevolkingsgroei, hebben de nationale overheden, mede op verzoek van de ontwikkelde landen, ertoe gebracht family-planning programma’s te ontwikkelen. In het kader van deze programma’s worden onder andere de relatief veilige en goedkope condooms verspreid, soms zelfs gratis. Het succes van deze programma’s, dat wil zeggen een daling van het geboortecijfer, verschilt sterk per land of streek [17, p.87].
Sociaal-culturele en religieuze barrières en economische omstandigheden kunnen condoomgebruik belemmeren. In Uganda bijvoorbeeld, worden condooms gratis verstrekt, maar niet algemeen gebruikt. De positie van de vrouw is daar ondergeschikt aan die van de man. Een vrouw is verplicht in te stemmen met seksueel verkeer, zelfs als ze weet dat haar man seropositief is. In het westen van het land moet een pas gehuwde vrouw het bed delen met alle dorpsgenoten die bijdragen aan de bruidsschat. Bij mannen heerst de algemene opvatting dat het condoom hun mannelijkheid aantast. Verder hield daar voor de televisie een heftig pleidooi voor kuisheid en keerde zich tegen gebruik van het condoom [26]. Wat betreft economische omstandigheden geldt in de armere landen dat méér kinderen en méér handen en inkomsten betekent [19].
Verder verspreiding van het condoom zorgt dus niet automatische voor een afname van de bevolkingsgroei. De eerder genoemde afweging is dus niet degelijk te maken.

Conclusie

Het condoom is onvervangbaar. Ten aanzien van bescherming tegen aids en als goedkoop anticonceptiemiddel is een toename van het condoomgebruik wenselijk. De laatste ontwikkelingen in de condoomindustrie, met polyurethaan (PUR) als vervanging van rubber zien wij niet als wenselijk, vooral vanwege het niet vernieuwbare karakter van de grondstof van PUR (aardolie). Produktie van latex en rubber zal nodig blijven; in onze ogen is het mogelijk, schoner te produceren dan tot nu toe gebruikelijk is.
De primaire produktie kan op verantwoorde wijze geschieden. Voorwaarden zijn 1. bij aanleg van nieuwe plantages geen primair bos kappen; 2. grootschalige plantages (monoculturen) vermijden en 3. vermijden van emissies naar m.n. rivieren bij de bewerking van ruwe latex.
Transport (per schip) is onvermijdelijk; er groeit nu nog nauwelijks rubber in Europa zelf. Portugal lijkt een mogelijk toekomstig alternatief (hoewel dit ook bestreden wordt) [5].
Bij de secundaire productie valt op, dat intern hergebruik onmogelijk is; toevoeging van zwavel is essentieel; de overige toevoegingen (zinkverbindingen) lijken eveneens niet substitueerbaar maar zijn zeker schadelijk. Beleid zou dus op het vermijden van emissies moeten zijn gericht, in combinatie met good housekeeping.
Voor aspecten aangaande de volksgezondheid geldt, dat problemen slechts optreden door additieven en dusting powders. Wanneer het gebruik van additieven gereduceerd wordt en van het gebruik van gevaarlijke stoffen (inclusief dusting powders) in het geheel afgezien wordt (vanuit miliue-oogpunt zou dit ook beter zijn, gezien het feit dat deze stoffen in chemische fabrieken geproduceerd worden) zou het condoom van volksgezondheid uit gezien zonder meer aan te bevelen zijn.
Afdanking is onvermijdelijk; milieuwinst bij eventuele recycling is zeer gering en stuit bovendien op zeer grote praktische bezwaren. Afdanking dient echter wel verantwoord te geschieden, gelet op de in het condoom aanwezige schadelijke stoffen. Een wegwerpadvies op de verpakking lijkt ons een goed idee.

Doelgroep

Als doelgroep hebben wij gekozen voor de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming, omdat deze vereniging twee functies combineert. Zij brengt condooms onder haar naam op de markt en heeft daarnaast een maatschappelijke functie als seksueel voorlichter. Vooral de maatschappelijke functie van de NVSH maakt haar bijzonder en voor ons aantrekkelijk. Zij mag volgens ons hierom geacht worden, méér dan andere producenten, rekening te houden met milieuverantwoorde productie en gebruik.
De rol van de NVSH als producent wordt vertegenwoordigd door het Centraal Middelen Depot Nederland BV. (CMDN) in Den Haag. Het CMDN legt haar fabriek en andere toeleveranciers eisen op. Die voldoen aan de Wet Besluit Rubbercondomen en heeft zodoende invloed op de productie.

Reactie

De doelgroep is niet op alle door ons genoemde punten uit de conclusie ingegaan [S].
Volgens het CMDN is er de laatste jaren in de Westerse landen een toename van condoomgebruik geweest van 25%, maar dit is nu gestagneerd. Een toename op wereldschaal is niet te verwachten. Distributie in 3de wereldlanden levert slechts ten dele beoogde effecten op door diverse religieuze en culturele beperkingen. Mogelijke toename van latexproduktie zal eerder een gevolg ziijn van verhoogde behoefte aan overige rubberprodukten, zoals autobanden.
Het CMDN voelt zich niet geroepen invloed uit te oefenen op de primaire produktie wat betreft milieu-aspecten; “In het land van herkomst, dient de producent zich te houden aan de daar geldende milieuwetgeving”.
Ons voorstel hoe transportafstanden te verkleinen wees het CMDN af. Bodemsamenstelling en klimatologische omstandigheden zorgen ervoor dat de kwaliteit van Portugese latex nimmer het niveau van de huidige latexproducerende landen zal bereiken. Een wegwerpadvies op de verpakking, om te voorkomen dat condooms door toiletten worden gespoeld, bleek al geruime tijd door de NVSH overgenomen te zijn (echter zo onopvallend, dat wij het niet hebben opgemerkt).

Bijlagen

Bijlage A: Lijst met chemische stoffen

Stof Structuurformule Effecten
Ammoniak (NH3) - Kleurloos gas
- Karakteristieke bijtende geur
- Concentraties > 100 ppm in de ademlucht tasten de slijmvliezen aan.
Anti-oxidant 2246 (2,2-methyleen-bis(4-methyl-6-tetra-butyfenol)) - Kleurloos kristalpoeder of crème
- LD50 (oraal, ratten) > 10.000 mg kg-1
- geen irritatie van huid of ogen bekend
Formaldehyde (formaline, methanal) - Gas met een prikkelende geur
- Irriterend op ademhalingsorganen en ogen, veroorzaakt hoofdpijn
- Carcinogeen (neuskanker)
Anti-oxidant 2246 (2,2-methyleen-bis(4-methyl-6-tetra-butyfenol)) - Kleurloos kristalpoeder of crème
- LD50 (oraal, ratten) > 10.000 mg kg-1
- geen irritatie van huid of ogen bekend
Kooldioxide of koolzuurgas (CO2) - Reuk- en kleurloos gas, bestanddeel van de atmosfeer (gehalte: rond 0,03%)
- Gehalte zonder menselijk ingrepen constant (koolstofkringloop, -buffersystemen)
-

 

 

Bijlage B: Procesboom van het rubberen condoom

Procesboom van het rubberen condoom: winning van latex, verwerking van ruwe latex, fabricage van condooms, eenmalig gebruik, afdanking

Download pdf "Procesboom van het rubberen condoom"

Literatuurlijst

  1. Beyer & Walter (1988), Lehrbuch der organischen Chemie. 1e druk Stuttgart.
  2. Bircher, A.; Hirsbrunner, P.; Langauer, S. (1993), Allergic contact dermatitis of the genitals from rubber additives in condoms. Uit: Contact dernatis. Vol 28.
  3. Concar, D. (1993). Love me tender. New Scientist, 2 okt. p. 43
  4. Copius Peereboom; Reijnders (1986), Hoe gevaarlijk zijn milieugevaarlikjke stoffen? Boom Meppel, Amsterdam.
  5. Condomerie Het gulden Vlies (1989), Catalogus. Amsterdam.
  6. Diverse auteurs (1991), Test van condooms, Consumentengids. Oktober, nr. 10, pag. 626-629.
  7. Goodland, R.J.A. (1984), Environmental Management Tropical Agriculture, Hoofdstuk 11 en 12.
  8. IVAM (1993), Syllabus basismodule milieukunde, september, Amsterdam
  9. Kang, N.; Griffin, D.; Ellis, H. (1992), The pathological effects of glove and condom dusting powders. Uit: Journal of applied toxicolgy, Vol 12, No. 6, p. 43
  10. Kloeg, Daan. (1991), Natuur en Milieu, encyclopedie Zomer & Keuning boeken, Ede.
  11. Malaysian Rubber Producers Research Association, Natural Rubber Technical Information Sheets. 1976 nr. 1, 1977 nr. 15, 1977 nr 16, 1984 nr. 61.
  12. Malaysian Rubber Review, 3e kwartaal 1991.
  13. Miles, A. (1984). Barrier contraception. Clinical Obstetrician Gynaecology, Vol 11, No.3.
  14. Novello, C. (1993), US Public Health Service From the Surgeon General. JAMA, June 9, Vol 269, No.22.
  15. Nutt, A.R. (1984), Toxic Hazards of Rubber Chemicals. London: Elsevier Applied Science Publishers.
  16. Paine, C.G.; Smith, P. (1957), Starch granulomomata. Uit: Journal of Clinical Pathology. Vol 10.
  17. Ringhem, K. (1993), Factors that determine prevalence of use of contraceptive methods for men. Uit: Studies for Familyplanning. Jaargang 24, nr. 2, pag. 87- 99.
  18. Robles, M., Sparidaans, A. (1993), De waarheid over ekoseks, Uit: De Kleine Aarde. Herfst ’93 nr. 86.
  19. Sadek, N. (1989) Safeguarding the future, UNFPA.
  20. Salem, A. (1992), A condom sense approach to AIDS prevention: a historical perspective. Uit: Medline. October.
  21. Saxen, L.; Kassinen A.; Saxen, E. (1963), Peritoneal foreign bodyreaction caused by condom emulsion. Uit: Lancet, Vol 1.
  22. Scheffer, A. (1989), Lehrbuch der Bodenkunde. 12e druk Stuttgart.
  23. Schlegel, H.G. (1985) Allgemeine Mikrobiologie. 6e druk Stuttgart: Thieme
  24. Sikkenk, M. (1992), Nonoxinol-9: meer dan zaaddodend alleen? Utrecht: Wetenschapswinkel Biologie. November.
  25. Tellegen, E. Wolsink, M. (1992), Milieu en samenleving. Leiden/Antwerpen: Stenferd Kroese.
  26. Temmerman, E. (1993), Afhankelijkheid maakt Oegandese weerloos tegen aids. De Volkskrant. 23/09/93.
  27. Turjanmaa, K.; Reunalam, T. (1989), Allergic reactions to rubber condoms. Genitourin Medicin. Vol 65.
  28. Vereniging Milieudefensie. (1992), Actieplan Nederland Duurzaam. Amsterdam.
  29. Vonk, R. (1991), Grondstoffenspecial. Uit: Internationale Samenwerking. Mei, p.9-10.
  30. Webster, C; Balkwill, W.J. (1989), Rubber. Londen, Longman Group UK ltd.
  31. Youssef, H. (1993), The history of the condom. Uit: Journal of the Royal Society of Medicine. April, Vol 86.

 

GERAADPLEEGDE PERSONEN EN INSTANTIES

  1. Afvalverwerking Rijnmond, Mevr, Meeuwik.
  2. Brokatrade, importeur vrouwencondoom, Mevr. de Beer
  3. C.B.S., Ittersen, Dhr. Info over omvang condoomgebruik.
  4. Chemiewinkel, K.v.A.
  5. Condomerie Het Gulden Vlies, Ricky Janssen en Theodoor van Boven.
  6. Dienst Riolering en Waterhuishouding Amsterdam, Laboratorium.
  7. Femidom, Adviesorgaan vrouwencondoom.
  8. Greenpeace Nederland.
  9. Instituut voor Kunstof en Rubber, Mevr. Kamp en Dhr Heij.
  10. Lindhout, Dhr. Info over stoffen in condooms.
  11. London Rubber Company, Nederland N.V. Mw. I. Zijderveld, Marketing Coordinator.\
  12. London Rubber Company, England, ltd. John Wood, Operation Direktor.
  13. Keuringsdienst van waren.
  14. KIWA. Keuringsinstituut waterleiding artikelen, Nieuwegein.
  15. Kleine Aarde, Michel Robles.
  16. Ministerie WVC, afd. produktveiligheid.
  17. Normalisatieinstituut.
  18. NVSH, Centraal middelen depot, Dhr. Julsing.
  19. Rubberstichting, Dhr. Hoefnagel.
  20. Rubber Tropen museum.
  21. T.N.O., Jaap Havinga, Aben, W.J., Bibliotheek.
  22. Tropeninstituut.