Methode: Proefpersonen & stimuli
In tabel 8 zijn de meest opvallende resultaten samengevat. De gemiddelde omtrek komt heel dicht in de buurt van de gemiddelde omtrek van 120 mm waarvan Waldeyer in 1889, Delbet in 1901 en Testus in 1931 melding maakte (Dickinson, 1933/1971; zie tabel 1). Bovendien is deze waarde gelijk aan de mediaan van de omtrek van 121 mm die is ontleend aan de gegevens van Kinsey en zijn collega's (Kinsey et al., 1948; zie Inleiding). P25, P75 en P90 benaderen de P-waarden die zijn ontleend aan de frequentietabellen van Kinsey en zijn collega's (Gebhard & Johnson, 1979). De aan hun gegevens ontleende P25 (N=2505, maximum = 171 mm) ligt tussen 108-114 mm, de P75 tussen 127 - 133 mm, en de P90 tussen 140 -146 mm.
Criterium |
N |
gemiddelde |
mediaan |
sd |
bereik |
P25* |
P75 |
P90 |
Volledige erectie |
45 |
122 |
118 |
18 |
90-160 |
109 |
132 |
154 |
Respons > 10 mm |
74 |
122 |
121 |
16 |
90-161 |
110 |
131 |
142 |
NPT > 10 mm |
25 |
116 |
116 |
10 |
90-135 |
109 |
125 |
128 |
Totaal | 144 | 121 | 119 | 16 | 90-161 | 110 | 130 | 141 |
*P25, P75, and P90 geven de omtrekwaarde (mm) waarbeneden zich de omtrekwaarden van respectievelijk 25%, 75% en 90% van de proefpersonen bevinden (de mediaan geeft de waarde voor de omtrek waarbeneden zich de omtrekwaarden van 50% van de proefpersonen bevinden).
Enige afsluitende opmerkingen over de validiteit en de generaliseerbaarheid van de gegevens zijn op hun plaats. Ten eerste moet opgemerkt worden dat de omtrekwaarden gebaseerd zijn op de verklaringen van de proefpersonen, die immers zelf de Erectiometer moesten aflezen. Daardoor neemt de kans op fouten toe. Zoals blijkt uit tabel 3, waren de omtrekwaarden in onderzoek 4 aanzienlijk hoger dan in de drie andere onderzoeken. Het is onduidelijk in hoeverre dit het gevolg is van meetfouten of van andere factoren zoals verschillen in de groepen proefpersonen of stimuli. Ten tweede werd de Erectiometer ongeveer halverwege de penis aangebracht. Dat en het feit dat voor het verschuiven van de Erectiometer nogal wat kracht vereist is, zou erop kunnen wijzen dat in een subgroep proefpersonen de omtrek aan de basis van de penis groter was. Ten derde werd niet door een onafhankelijke instantie vastgesteld, wanneer er sprake was van 'volledige erectie', maar door de proefpersonen zelf. De tweede index die werd gebruikt voor \mate van erectie' was de omtrekverandering. Hoewel omtrekverandering misschien wel een redelijk nauwkeurige voorspeller is van stijfheid (mate van erectie), zijn er waarschijnlijk grote individuele verschillen in de hoeveelheid verandering die benodigd is voor een volledige erectie.
Kortom, bij de interpretatie van de gepresenteerde gegevens is enige voorzichtigheid geboden. Natuurlijk doen enkele van de genoemde methodologische valstrikken en problemen zich voor in alle onderzoeken op dit gebied, en het is duidelijk dat elke oplossing of benadering zijn eigen voors en tegens heeft. Maar, hoewel er aan dit onderzoek ook bezwaren kleven, geloven we dat de gepresenteerde gegevens een realistisch beeld geven van de bereik van de penisomtrek, waarbij de gevonden waarden sterk overeenkomen met de waarden die eerder zijn gevonden in andere landen.